Nestbeheer

GANZEN IN NEDERLAND                                                                

Nederland is met zijn laaggelegen graslanden, veel water en zachte winters een ideaal gebied voor vele ganzensoorten. Veel ganzen die Nederland aandoen zijn afkomstig uit het hoge noorden; rond de poolcirkel waar de dieren hun jongen groot brengen. De toendra’s bieden genoeg voedsel zodat de dieren een goede vetreserve voor de winter kunnen opbouwen. De winter in de poolgebieden is lang en streng. In september gaan miljoenen ganzen daarom op zoek naar nieuwe leef- en voedselgebieden. Nederland is een van de meest aantrekkelijke reisbestemmingen. De zachte winters zorgen voor voldoende voedsel, het vele water biedt volop rustige slaapplaatsen en het vlakke land zorgt ervoor dat de dieren goed om zich heen kunnen kijken en zich veilig voelen. In de periode van oktober tot februari verblijven er in ons land miljoenen grauwe ganzen (Anser anser), taiga- en toendrarietganzen (Anser fabalis/serrirostris) en kolganzen (Anser albifrons). Ook brandganzen (Branta leucopsis) en rotganzen (Branta bernicla) behoren tot de regelmatige bezoekers van ons Nederlandse landschap. 

De meeste ganzensoorten zijn internationaal beschermd. Toch veroorzaken de groeiende aantallen dieren soms overlast zodat er in sommige gevallen overgegaan dient te worden tot het beheer van de populatie. De ganzen leven van gras- en akkerlanden en kunnen daardoor landbouwschade bij agrariërs veroorzaken. In Nederland is er 80.000 hectare foerageergebied aangewezen waar de ganzen ongestoord kunnen verblijven zonder verstoord of bejaagd te worden. Het ministerie heeft daarvoor contracten afgesloten met agrariërs. Ook is ongeveer 40.000 hectare natuurgebied ingesteld als rustgebied voor ganzen. Buiten de foerageer- en rustgebieden mogen ganzen bij (dreigende) schade worden verjaagd, door middel van ondersteunend afschot, met de daarvoor toegestane middelen.

OVERZOMERENDE GANZEN  

                 Grauwe gans (Anser anser)

Door de groeiende hoeveelheid recreatie- en natuurgebieden komt het steeds vaker voor dat ganzen zich ook in de zomer in Nederland vestigen. Dit betekent dat de dieren in ons land broeden en dat hun jongen hier opgroeien. De landbouw kan overlast ervaren van deze dieren aangezien in de zomer de gewassen op het land staan. Naast de landbouw kunnen deze overzomerende ganzen ook overlast veroorzaken bij recreatie- en natuurgebieden.  Grauwe ganzen, rietganzen, kolganzen, brandganzen en rotganzen zijn internationaal beschermde soorten die vallen onder de Flora- en Faunawet. Dit betekent dat de dieren alleen bejaagd mogen worden als de ganzen een vastgestelde hoeveelheid schade veroorzaken en er geen andere bevredigende oplossingen zijn. Door provincies worden hiervoor regelmatig ontheffingen verleend. 

Er zijn echter ook een aantal soorten die niet beschermd zijn. Het betreft o.a. de Nijlgans (Alopochen aegyptiacus), Canadese Gans (Branta canadensis) en zgn. “boerengans”. Boerenganzen zijn van origine grauwe ganzen die vroeger gehouden werden voor hun vlees en veren en als lokvogels voor de jacht. Veel van deze dieren zijn door een verbod van deze vorm van jacht terechtgekomen in de Nederlandse natuur waar ze zich vaak prima staande houden en soms zelfs vermengen met hun wilde soortgenoten. Deze zgn. gedomesticeerde soorten vallen niet onder de Flora- en Fauna wet en mogen daardoor vrij bejaagd worden om landbouwschade te voorkomen maar ook om faunavervalsing tegen te gaan. Overigens is de Gezondheid- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD) hier wel van toepassing, wat zoveel betekend dat er zorgvuldig met deze dieren moet worden omgegaan.

NOODZAAK VAN BEHEER            

ACHTERGROND 

Door de uitbreiding aan natte natuur, de aanleg van recreatiegebieden en het vele water in en langs woonwijken neemt het aantal overzomerende ganzen de laatste jaren in Nederland sterk toe. Naast het feit dat de huidige landinrichting de gans in de kaart speelt zorgt ook de aanwezigheid van een overvloed aan voedsel voor een optimale habitat. Waar de weidevogels sterk in aantal afnemen, maken de ganzen dus een tegenovergestelde ontwikkeling door. Het is voornamelijk de grauwe gans die aan een opmerkelijke comeback is begonnen. Nog geen drie decennia geleden was het een zeer zeldzame broedvogel en werd die zelfs plaatselijk uitgezet om te voorkomen dat de soort uit Nederland zou verdwijnen. Inmiddels broeden er in Nederland meer dan 8000 paren en vestigt de soort zich nog steeds op nieuwe plaatsen. Waar maar vooral wanneer de top van de groeicurve ophoudt, durven zelfs ornithologen niet te voorspellen.  

De groeiende populaties overzomerende ganzen, die overdag voornamelijk op landbouwgewassen foerageren, veroorzaken binnen de agrarische sector toenemende overlast en schade. Wanneer het schemerig wordt verplaatsen de ganzen zich van de foeragegebieden naar de gebieden waar zij de nacht zullen doorbrengen. ’s Nachts verblijven ganzen voornamelijk op en nabij het water. Waterrijke recreatiegebieden en natuurgebieden bieden veelal dan ook de optimale biotoop. De aanwezigheid van de groeiende populatie kan hier dan ook tot conflicten leiden. Waar natuurbeherende organisaties problemen hebben met het bereiken van hun natuurdoelen kunnen recreatiegebieden problemen hebben met het leveren van de gewenste zwemwaterkwaliteit.

NESTBEHEER / NESTMANIPULATIE 

De meest effectieve en tegelijk diervriendelijke manier voor het beheersen van de ganzenpopulatie is het nestbeheer ofwel nestmanipulatie. Hierbij worden de eieren zodanig behandeld, dat de ontwikkeling van het embryo in een vroeg stadium wordt gestopt. 

Ganzen zijn gemiddeld vanaf hun derde levensjaar vruchtbaar. De broedtijd begint meestal in maart maar kan door weersomstandigheden ook eerder aanvangen. Ganzen leggen gemiddeld 5 tot 6 eieren maar sommige nesten kunnen wel uit 12 eieren bestaan. De ganzen leggen gemiddeld 1 ei per dag. Er wordt pas met broeden begonnen als alle eieren gelegd zijn. Tot die tijd zijn de ganzen maar weinig in de directe buurt van het nest te vinden. Dit om het aantrekken van potentiële predatoren te voorkomen. 

Wanneer men een nest tegenkomt waar wel (koude) eieren in liggen maar waar geen gans op zit te broeden is er vaak sprake van een nest dat nog niet compleet is. In dit geval moeten de eieren met rust gelaten worden totdat de gans klaar is met leggen en begint met broeden. De eieren komen na 28 tot 30 dagen uit. 

Het behandelen van eieren kan maar in een bepaalde periode plaatsvinden. Wanneer de gans eenmaal met broeden is begonnen moet men zo snel mogelijk de eieren gaan behandelen. Dit om te voorkomen dat het embryo al dermate ontwikkeld is dat er sprake is van dierenkwelling wanneer er alsnog geschud of geolied wordt. Het is absoluut noodzakelijk, puur uit humane overwegingen, binnen de eerste 14 dagen van de broedperiode hiertoe over te gaan. 

Vaak maken ganzen hun nest op dezelfde plaats als het voorgaande jaar. Het nest, en het vrouwtje dat erop zit, is vaak goed verstopt. Duurzaam Fauna Advies heeft jarenlange ervaring met het vinden van nesten en deze ervaring minimaliseert de kans dat een nest niet wordt gevonden. 

Men moet altijd voorzichtig zijn bij het benaderen van het nest. Vooral het mannetje zal proberen om het nest te beschermen en kan daarbij agressief worden. Er gebeurt maar zelden dat het mannetje daadwerkelijk aanvalt, maar men moet hier altijd alert op zijn. Duurzaam Fauna Advies heeft veel ervaring met deze werkwijze en draagt zorg voor een zo min mogelijke verstoring van het dier en het nest. 

Nesten worden gemarkeerd en in kaart gebracht. De aantallen aangetroffen eieren per nest worden op datum genoteerd en voorzien van een merkteken. Nesten waarop gebroed wordt zijn herkenbaar aan de donsveren die volop in het nest aanwezig zijn; de eieren in het nest zijn warm. Omdat de broedperiode pas begint als het laatste ei gelegd is, worden alleen de eieren in die nesten behandeld, waarvan zeker is dat de gans tot broeden is overgegaan. Het bepalen van de leeftijd van het ei is noodzakelijk om wel of niet over te gaan tot het behandelen. 

Door het ei te voorzien van een dun laagje olie wordt het zuurstoftransport door de eierschaal gestremd. Het ontstane gebrek aan zuurstof beëindigt de ontwikkeling van het embryo. Er is maar een dun laagje olie nodig om de ontwikkeling effectief te beëindigen. Bij deze handeling moet er gebruik gemaakt worden van pure plantaardige olie, bijvoorbeeld 100% maïsolie. Volgens het rapport van de Humane Society (de Amerikaanse Dierenbescherming) heeft onderzoek aangetoond dat maïsolie voor 99% effectief is, minerale oliën zijn minder effectief (95%). Buiten dit feit zorgt minerale olie ook voor vervuiling van de veren van de broedvogel en wellicht ook voor vervuiling van het milieu. 

Het merken van de eieren is noodzakelijk om bij een volgend bezoek aan het nest te weten welke eieren al behandeld zijn, welke niet en welke eieren van een nieuw legsel zijn.

ganzennest met gemanipuleerde eieren  

Na twee weken moet het nest opnieuw bezocht worden. De behandelde eieren moeten verwijderd worden omdat anders de gans op deze eieren blijft broeden. Het verwijderen van de eieren mag niet te vroeg gebeuren, als dit wel te vroeg gebeurd is de kans groot dat de gans opnieuw eieren gaat leggen en zal proberen uit te broeden. Er moet echter ook niet te lang mee gewacht worden omdat de gans anders uitgeput kan raken van het broeden. Het komt voor dat ganzen zich letterlijk dood broeden op een nest. Ook onbehandelde eieren die al meer dan 4 weken in het nest liggen dienen verwijderd te worden, deze eieren zullen niet meer uitkomen. Bij een herbezoek dient tevens gekeken te worden of er geen nieuwe en dus onbehandelde eieren bij gekomen zijn.